Voor financiële ontwikkeling

Belasting

Voordeel uit sparen en beleggen

Voordeel uit sparen en beleggen

Het is voor mij een redelijk nieuwe term: forfaitair rendement. Ik kende het altijd als fictief rendement. Ik heb het natuurlijk over het percentage waarmee de belastingdienst rekent onder het kopje “voordeel uit sparen en beleggen”.

Voordeel uit sparen en beleggen. Dat willen we wel! Wat de belastingdienst hiermee echter mee doet is je belasten. Dat willen we wat minder. De belastingdienst gebruikt hiervoor een van tevoren vastgesteld percentage. Dat doen ze apart voor sparen en beleggen. In belastingjargon hebben we het dan over rendementsklasse I (sparen) en rendementsklasse II (beleggen).

Hoe de verdeling is over de rendementsklassen en de drempel of heffingsvrij vermogen heb ik het dit keer niet over. De plannen van 2022 en het huidige systeem maken namelijk niet uit over hoe de percentages tot stand komen. Het neemt alleen een andere plaats in van de formule. Ik buig mij over de vraag waar die percentages eiegenlijk vandaan komen!

Sparen

Voor sparen wordt er uitgegaan van 131% spaargeld en 31% schuld.

Voor spaargeld wordt er uitgegaan van het gemiddelde rendement op deposito’s met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, in de maanden juli (van twee jaar daarvoor) t/m juni (van een jaar daarvoor). Dat houdt in dat in de praktijk het rendement van 2020 wordt bepaald door de gemiddelde 3-maands depositorente tussen juli 2018 en juni 2019.

Voor schulden neem je de depositorente plus 0,1 procentpunt.

Per saldo is het forfaitaire rendement voor sparen dus het genoemde gemiddelde rendement op deposito’s, verminderd met 0,031 procentpunt.

Het percentage voor 2020 is 0,09. Daaruit kunnen we afleiden dat het gemiddelde rendement van de deposito’s 0,12 is geweest tussen 2018 en 2019. In ieder geval volgens de belastingdienst.

Mij valt op dat dus niet de rente van vrij opneembaar spaargeld geldt. Hoewel de meesten die sparen vrij opneembaar hebben, is er een deposito genomen. Waarom eigenlijk? Ik ken echt niemand die een 3-maands spaardeposito heeft. Het percentage nemen van de vrij opneembare spaarrekening lijkt me niet alleen realistischer, ook is het beter voor de financiele huishuiding! Je hebt gewoon een buffer nodig voor onvoorziene uitgaven, en dat kan geen deposito zijn. Als de overheid zo hoog op heeft van het Nibud, waarom nemen ze in hun eigen berekeningen niet de aanbevolen financiele samenstelling over?

Waarom 131% spaargeld en 31% schuld? Ik heb het niet terug kunnen vinden in de wet Artikel 10.6ter Wet inkomstenbelasting 2001. Weer een mysterie…

Beleggen

De bepaling van het forfaitair rendement voor beleggen is nog ingewikkelder. Je neemt het langetermijnrendement van drie verschillende componenten, in verschillende wegingen: 53% onroerend goed, 33% aandelen, 14% obligaties.

Hierover neem je het gemiddelde 15 jaars rendement. Volgens Wikipedia:

Voor elke categorie wordt de voor belastingjaar t > 2016 gehanteerde langetermijnrendementsfactor berekend als de 15e-machtswortel uit het product van de 14e macht van de voor belastingjaar t-1 gehanteerde langetermijnrendementsfactor en de betreffende gerealiseerde rendementsfactor (de factor waarmee de waarde vermenigvuldigd is) voor het jaar t-2.

Nou, simpel zeg!!! Ik lees het zo: het landurig rendement is altijd gebaseerd op een gemiddelde van 15 jaar. Neem het vorige 15-jaars gemiddelde rendement. Daarvan neem je 14 jaar (wiskundig gezien: de 15e-machts wortel, tot de macht 14), en vermenigvuldig je met het rendement van het vorige jaar. Dat levert een nieuw 15-jaars rendement op.

Voor onroerende zaken geldt het CBS-prijsindexcijfer voor Bestaande Koopwoningen.

Voor aandelen is het rendement van de MSCI-index (Europa, bruto, lokale valuta) leidend. De startwaarde voor het langetermijnrendement is het gemiddelde van alle mogelijke combinaties van de jaren 1984-1994 (11 jaren) en 2008-2014 (7 jaren). Dat zijn 77 verschillende combinaties.

Voor obligaties gaat de belastingdienst uit van de kapitaalmarktrentevoet van de jongste Nederlandse 10-jarige staatsobligatie. Die is tegenwoordig negatief.

Voordeel uit sparen en beleggen

Er zit behoorlijk wat voordeel in deze forfaitaire percentages. Alleen niet voor ons. Er zijn ook nog best wat vragen onbeantwoord.

  • Het venijn zit het hier in het woordje bruto voor de beleggingen. Want geen enkel beleggingsproduct is gratis. Er zijn altijd wel transactiekosten, servicekosten, en fondskosten. Je wordt dus aangeslagen voor een rendement wat je gemiddeld dus niet haalt als je kosten meetelt.
  • Waar komen die wegingen van de verschillende beleggingscategorieen (53%, 33%, 14%)vandaan?
  • Voor sparen wordt er uitgegaan van het rendement van deposito’s, niet de vrij opneembare spaarrente. Dat is niet realistisch.
  • Het is niet duidelijk waar de verhouding van 131% / 31% voor sparen/schuld vandaan komt.
  • Waarom moeten wij extra belasting over beleggingen betalen als de huizenmarkt overspannen is?

Het gebruiken van de bruto rendementen is al één van de argumenten van de experts tegen het voorgenomen systeem in 2022. Ik zou juist de ongelooflijk ingewikkelde en ondoorzichtige systematiek aanpakken. Het enige juiste is het daadwerkelijk genoten netto rendement belasten. Dat maakt een hoop aannames, berekeningen, en vragen niet meer belangrijk. Los van of je vermogensbelasting rechtvaardig vindt, maak het dan gewoon duidelijk zonder dat je 14emachtswortels er bij hoeft te pakken.

Snappen fiscalisten deze hele rimbim nog wel?

  1. Roelie

    Ik ben ook laatst op zoek gegaan naar deze berekeningswijze en heb me daar ook over verbaast. Voor het jaar 2020 telt het rendement van 2018. Dit was een slecht beleggingsjaar van -10%, maar omdat aandelen maar voor 33% meewegen en door het voortschrijdende langjarig rendement vervolgens voor 1/15e resulteert dit in een rendement van 5,33% terwijl dit het jaar ervoor nog 5,6% was. Oftewel -10% wordt vertaald naar -0,27.
    Stel dat we in 2020 eindigen met -30% dan zou dit voor 2022 inhouden dat we nog altijd over zo’n 4,5% worden belast. En dat nadat je 1/3e van je vermogen hebt zien verdampen. Voor de zomer zou het wetsvoorstel klaar moeten zijn, ik denk dat ze nu andere dingen aan hun hoofd hebben.

Geef een reactie